Het is nu wel echt gedaan met de warme aanloop naar de winter, dus de vogels kunnen inmiddels wel wat extra calorieën gebruiken. Elk soort heeft zo zijn eigen voorkeuren. Wil je veel verschillende soorten in de tuin, voer dan gevarieerd, op verschillende plaatsen en voor elke soort wat wils.

Mussen, vinken, groenling
Dit zijn de echte zaadeters, met een forse snavel om zaden en pitten te kraken. Voer ze zaden, allerlei granen, mais, zonnebloempitten, onkruidzaden en pinda’s. Strooi het voor ze op de grond, of op een voedertafel. Veel van deze zaadeters overwinteren in groepen en ze wijzen elkaar de weg naar voedzame hapjes.

Roodborst, winterkoning en heggenmus
Voor deze insectenetertjes is het wat behelpen in de winter. Heel blij zijn ze met (gevriesdroogde) meelwormen, maden en larven. Ook een fijn zaadmengsel of ongekookte havermout of wat broodkruimeltjes zijn geschikt. Leg het voer op wel tien beschutte plekjes op de grond in de tuin en geef niet in één keer heel veel, maar herhaaldelijk een klein beetje. Ze rommelen namelijk wel een paar keer per dag de tuin door en volgen dan een soort ‘voedselroute’ van kansrijke plekjes.

Mezen
Deze ware acrobaten zijn in iedere tuin wel te vinden. Hang eten voor ze in de boom: pindaslingers, vetbollen en kokosnoten aan een touwtje. Ze zijn echter ook te porren voor zonnebloempitten of een silomix in de voedersilo of in een voerhuisje. U kunt vetbollen en pindaslingers natuurlijk ook heel leuk zelf maken met de (klein)kinderen.

Lijsterachtigen en spreeuw
Merel, zanglijster, kramsvogel, koperwiek en spreeuw eten in de winter graag rotte appels of peren en krenten of rozijntjes. Maar ze lusten ook zoutloze etensresten en vetbollen. Ze zijn helemaal niet kieskeurig. Ze kunnen wel erg competitief zijn, dus maak drie of vier voerplekken op de grond.

Meer informatie over vogels voeren vindt u op de website van Vogelbescherming.

Tekst: Jeanet van Zoelen, Vogelbescherming Nederland
Foto: Jasper de Ruiter, Vogelbescherming Nederland